Wednesday, March 31, 2010
Sunday, March 28, 2010
Lima als zonnig en mooi eindpunt
De Peruanen zijn vriendelijk en vooral zeer open, zeker in vergelijking met de wat stugge Bolivianen. En ook al zijn veel Peruanen eveneens Aymara of Quechua, het land lijkt een stuk georganiseerder en vooral meer geciviliseerd. Waar La Paz hectisch is en het oversteken van de straat al een hachelijke onderneming mag worden genoemd, is Lima in vergelijking daarmee rustiger en kun je zelfs op een zebrapad voor worden gelaten. Welnu, ook Lima is geen Noord-Europa. Maar omdat La Paz je inlevingsvermogen te boven gaat, was het verrassend rustig en we zagen dan ook geen campesino-mentaliteit van geschreeuw en lawaai.
Ons hostel ligt in de prachtige wijk Miraflores, een middenklasse buurt ten zuiden van het centrum en naast de elitewijk San Isidro. Miraflores is het hart van Lima wat betreft het uitgaansleven. Je vindt er vele goede restaurantjes, barretjes en clubs. Een modern uitgestrekt, maar smal park ligt aan de rand, vanwaar je een prachtig uitzicht over de Pacific hebt (wie heeft de belachelijke naam Stille Oceaan voor de Pacific eigenlijk bedacht?). Het is er voor de locals goed toeven. Er liggen enkele uitstekende restaurants. In één daarvan hebben we onze eerste Ceviche (met heerlijke inktvis, garnalen en andere, voor mij onbekende vis), een in citroen klaargemaakte koude vis, gegeten. Voor het eerst tijdens de hele reis ook een echt fatsoenlijke pasta gehad (schrijf dat maar op je buik, Argentinië en Uruguay) en uitstekende sushi... Maar goed, ook Lima heeft behoorlijk wat inwoners van Japanse afkomst, waaronder de fameuze ex-president Alberto Fujimori die inmiddels voor terrorisme in het gevang zit. Op de terugweg van het centrum zaten we bij een gezellige en praatgrage taxichauffeur in de auto. Hem vroeg ik, zij het wat verdekt, naar Fujimori en zoals ik al dacht is hij voor velen haast een cultfiguur. Hij was volgens mij een enorme populist. Hij heeft een behoorlijk aantal dubieuze, niet altijd liberale en democratische dingen gedaan in Peru, maar populair was hij zeker. Volgens de taxista was Lima een tiental jaren terug zeer gevaarlijk met dagelijks bomaanslagen en met dood en verderf in de straten. Totdat Fujimori er een einde aanmaakte en het 'tuig' de gevangenis in gooide. En nu, paradoxaal, krijgt hij als verdienste zelf een gevangenisstraf. Aldus het verhaal van de taxista. Hoe het ook zij, de dochter van Fujimori gaat volgend jaar meedoen aan de verkiezingsstrijd. Een race die waarschijnlijk zal gaan tussen Ollanta Humala van de Nationalisten Partij, Luis Castaneda, de huidige burgemeester van Lima en dus Keiko Fujimori. Die laatste zal, bij een eventuele zege, uiteraard meteen haar vader gratie verlenen. Ze is in 1994 al First Lady geweest, nadat Alberto Fujimori zijn vrouw en de moeder van Keiko, Susana Higuchi, uit dat ambt had verwijderd na hun scheiding. Leuke klucht, politiek Peru...
Enfin, we zijn ook nog een dag naar het centrum geweest, waar de Plaza Mayor (officieel geheten Plaza de Mayor) er prachtig, gerestaureerd bijligt. Aan een zijde het Presidentieel paleis en aan de andere zijde het gemeentehuis. Een fraaie winkelstraat loopt richting het mooie Plaza San Martín, omringd door witgeverfde gebouwen en de straat brengt je langs de mooie Iglesia de la Merced en voorbij het interessante etnografische museum van de stad. Het centrum kent verder nog enkele curieuze bouwwerken zoals een architectonisch zeer interessante kerk. Slechts een paar blokken verwijderd van het centrale plein en vele, vele mooi gerestaureerde gebouwen en hun karakteristieke gevels met de houten erkers, die je herinneren aan de rijke geschiedenis van de stad. Het hoogtepunt was wel de San Franciscokerk met zijn klooster van Franciscanen. Een gebouw met een ongelofelijke collectie aan boeken, een indrukwekkend interieur en ondergronds tientallen catacomben, waar na archeologisch onderzoek nu de botten en schedels van duizenden Franciscanen en anderen begraven liggen. De muurschilderingen en handbewerkte plafonds zijn een lust voor het oog en ook al is er nog veel geld nodig voor een volledige restauratie, het is een zeer rijke schat aan historie, daar in het centrum van Lima. Een paar blokken verder ligt er nog zo'n mooi plein, de Plaza Bolivar met het Congres als dominant aanwezige en aan de zijde het Museo de la Santa Inquisición, die laatste behoeft volgens mij geen vertaling.
Van de vele reizigers die we onderweg tegenkwamen, was er niemand geïnteresseerd in Lima of was niemand onder de indruk van de stad, maar ik ben zeer zeker een andere mening toegedaan. Vergeet Buenos Aires, een stad die net als São Paulo op schandelijke, maar typisch Amerikaanse wijze getracht heeft zijn complete geschiedenis uit te wissen met lelijke, nietszeggende en karakterloze wolkenkrabbers. Lima is er in geslaagd moderniteit en geschiedenis te verenigen. Het is bovendien een haast verbazingwekkend brandschone stad, waar ik geen zwerfafval kon ontdekken. Waar ik vooraf hoge verwachtingen had van Montevideo, als hoofdstad van het Zwitserland van Zuid-Amerika, is de realiteit anno 2010 anders. In Montevideo is veel zwerfafval te vinden en zijn de trottoirs veelal kapot, terwijl men in Lima goed bezig lijkt te zijn. Een snelweg loopt in een "bak" door de stad en is omringd met net geplante boompjes en de wegen en trottoirs zijn nieuw...
Peru heeft onze honger nog niet gestild. Er is hier nog zoveel te zien, dat we er beslist nog een keer terug willen komen. Het land wordt niet voor niks het Egypte van Zuid-Amerika genoemd, vanwege zijn archeologische rijkdom. In de tussentijd is het enkel vooruit met Lima, zij het met of zonder een Japanse Peruaan aan het hoofd...Nu dadelijk een laatste overheerlijke Peruaanse lunch zoeken, alvorens een taxi ons over anderhalf uur naar het vliegveld brengt en onze LAN-vlucht over zes en een half uur op zou moeten stijgen richting Madrid...
Hasta pronto querida Europa.
Saturday, March 27, 2010
Fascinerend Peru
Wat later dan de officiële vertrektijd zaten we dan eindelijk in een drie uur durende busreis naar Puno, Peru. De grensformaliteiten waren opnieuw laks, voor ons Europeanen dan, want voor sommigen blijft het een moeilijk verhaal. Puno binnenrijdend was het even slikken, want het was vooral een chaos van half gebouwde huizen, zandstraten en een op het eerste oog, algehele ongeorganiseerde stadsplanning. Eenmaal op de moderne terminal heb je binnen een paar minuten weer een rits locals achter je aan hobbelen met de ene na de andere aanbieding voor een hotel en het is dan ook nooit moeilijk een slaapplek te vinden...
We zouden wederom maar een dag blijven, maar het centrum is toch nog redelijk fraai en gezellig. Dat we 's avonds zouden dineren in een restaurant van de absolute topcategorie - waar we in Europa enkel van zouden kunnen dromen - voor nog geen tien euro, liet letterlijk een goede nasmaak achter!
Op onze enige morgen en middag in Puno besloten we om voor een drie uur durende excursie naar de drijvende eilanden te gaan. We hadden geen idee wat te verwachten. We overwogen van te voren zelfs om dit over te slaan, omdat we dachten Titicaca nu wel gezien te hebben. Maar we waren achteraf heel blij...De drijvende eilanden zijn namelijk ongelofelijk fascinerend. Stel je een enorm meer voor, waar mensen besloten om van riet kleine eilandjes - tussen de 55 en 60 in totaal - te maken om daarop te gaan wonen en je hebt een beetje een idee. Het is niet precies bekend wanneer en waarom men op zulke eilanden is gaan wonen, maar het is een fraai gezicht. In de meest uiteenlopende kleuren geklede mensen, die toeristen ontvangen op hun eilandjes op het water? Apart. Het is een intens karwei om eilandjes te maken, maar het gebeurt nog steeds. Niet alleen zijn de eilanden van drijvend riet, maar ook de huisjes, bedden en alle faciliteiten zijn van dat riet gemaakt, met uitzondering van de keuken uiteraard (het zou anders wat gevaarlijk worden). Toch heeft men, met dank aan zonnepanelen, elektriciteit en dus televisie.
Met ons bootje met Europese en Amerikaanse toeristen was het wellicht allemaal iets tè toeristisch en het was geen verrassing dat je voor een euro of wat souvenirs kon kopen, in een rieten kano over het water kon varen of in een van hun kleine restaurantjes kon eten. Als concept in elk geval zeer fascinerend en op zo'n zonnige dag opnieuw een memorabel uitstapje...
`s Middags moesten we alweer verder en hadden we een zes uur durende busreis naar Arequipa, een stad met meer dan een miljoen inwoners, gelegen in een vallei omringd door vulkanen en twee canyons. Arequipa heeft een uitstekend klimaat, waarbij het overdag rond de 23 graden is en 's nachts rond de 14 graden, met 360 zondagen per jaar. Arequipa is na Cusco, zo zegt men, de stad met de meest koloniale architectuur van Peru. Arequipa is inderdaad een fantastisch mooie koloniale stad, waar het goed toeven is voor een paar dagen. Je vindt er enkele mooie musea, zoals het museum van de Universidad Catolica, waar je een Inca-skelet vindt van een meisje dat in de hoge bergen in de regio gevonden is. Het meisje, genaamd Juanita, behoort ook aan het museum toe en zij is, samen met drie anderen, gevonden op rond de 5500-6000 meter in de vulkanische bergen in de buurt. Zij was een offer van de Inca's. Omdat zij op het hoogste punt begraven is - het dichtst bij de goden - was zij dan ook het belangrijkste en behoorde het meisje tot de Inca-notabelen. Ze is tijdens een expeditie, onder leiding van een Amerikaanse onderzoeker, ondersteboven gevonden. Dit als gevolg van een vulkaanuitbarsting in de buurt. Een aantal andere tombes zijn ook blootgelegd met Inca-kindoffers en attributen als kleding, decoratie, etc. Juanita is echter in perfecte staat gevonden met de huid intact. Het is daarom beslist geen mummie. Net als in Salta ook nu weer een interessant museum en je vraagt je af, hoeveel meer tombes er nog in de bergen te vinden zouden moeten zijn. Bovendien, waar haalden de Inca's de kracht vandaan om ze op zo'n grote hoogte te offeren en begraven in die barre weersomstandigheden door wind, sneeuw en ijle lucht?
Arequipa heeft te veel om in een dag te kunnen zien en een dag later moesten we om 2.00 u.opstaan om deel te nemen aan een lange, eendaagse excursie naar de Colca Canyon. De Colca Canyon, afgeleid van het Quechua-woord Colpa dat opslagplaats betekent, is de diepste canyon ter wereld. Als je eenmaal op de Cruz de Còndor staat en de Andescondor met zijn machtige vleugels die een spanwijdte hebben van 3 meter over en rondom je heen ziet vliegen, is het een majestueus gezicht. Te midden van al deze vulkanen is het niet verrassend, dat het landschap steeds weer opnieuw gevormd wordt. Het is prachtig om er tussen te staan! Op de terugweg kom je nog door een paar kleine dorpjes en door een natuurreservaat, waar je de wilde Vicuñas en de gedomesticeerde Alpaca's en Lama's in grote groepen rond ziet lopen. Enige afwezige is de Guanaco, die we helaas niet tegen zijn gekomen en van de vier verwanten het meest bedreigd is, behoorlijk gedecimeerd in aantallen...
We waren al wat laat op de terugweg en eenmaal in Arequipa was het spitsuur. Uiteindelijk moesten we nog rennen om onze spullen bij het hostel op te pikken, een taxi te nemen en naar de busterminal te snellen. Daar wachtte onze bus die ons in 16 uur naar Lima zou moeten brengen. Vanwege de afstand en omdat we eigenlijk geen bus meer kunnen zien, hadden we al de meest luxe (en voor Peruaanse begrippen duurste) bus genomen, met ruime, leren stoelen. Compleet met kussen en deken, warme maaltijd, ontbijt, een stewardess en zelfs internet aan boord. Na zoveel eindeloze bussen is het tijd voor wat meer comfort, want het is op een gegeven moment wel genoeg geweest met die reuzenafstanden. Welnu, onze laatste bus voor terugkeer naar Europa. Nog drie dagen Lima en dan een dag vliegen...
Chaotisch en commercieel La Paz
Het is een prachtige omgeving. Je kunt vanaf enkele miradores urenlang naar de stad staren. Iets unieks, dat staat vast. Dat dus gezegd hebbende, terug naar de werkelijkheid. De stad an sich is verder niet bijzonder interessant. Het is vooral een grote chaos door de knettergekke chauffeurs, het lawaai en geschreeuw van verkeer en commercialiteit. We hebben er die dag vooral een souvenirjacht van gemaakt. Ook al wordt overal bijna of precies hetzelfde verkocht, je moet toch goed je ogen en oren open houden want de prijzen zijn overal anders. Daardoor is het een fiks karwei om de meest voordelige deal te vinden. Uiteraard lukt dat niet en eenmaal tevreden iets gekocht hebbend, vind je iets verder uiteraard hetzelfde voor minder... Nou ja, het is in elk geval een leuk spel.
Echt fraaie plekken zijn er niet meer in de stad. Dat komt vooral door de niets ontziedende bouwzucht van de stadsplanners en locals, die zich niet de luxe kunnen of willen permitteren voor het in stand houden van de grandeur uit andere tijden. Je hebt er ook geen rust en aan alle kanten word je continu door auto's, maar vooral door taxi's en kleine stadsbusjes met hun schreeuwende en propagerende bijrijders voorbijgesjeesd. Na een dag in La Paz wil je dus vooral even rust... Gelukkig kon dat ook in onze fraaie, nieuwe en moderne hotelkamer mét hete douche.
We hadden de eerste dag maar meteen plannen gemaakt. Een dag later zouden we naar Tiwanako gaan, daarna een dag van rust en op vrijdag richting Titicaca om aan het einde van het weekend naar Peru te gaan. Op dit punt zijn de keuzes lastig, want dit betekent dat we een stukje Yungas, Coroico, overslaan om in elk geval een week in Peru te kunnen zijn. We wisten sinds Salta al, dat we Peru niet echt zouden kunnen bezoeken en omdat er daar zoveel te zien is, moeten we in elk geval een keer terugkomen. Bovendien is Machu Picchu nog gesloten, dus terugkomen moet sowieso. Maar goed, als alles volgens plan gaat verlopen, hebben we in elk geval nog tijd voor de Peruaanse kant van het Titicaca-meer, Arequipa en de Colca Cañon en Lima...
Van de ruïnes van Tiwanako had ik tot voor enkele weken terug nog nooit gehoord, maar omdat het de overblijfselen zijn van een pre-Inca beschaving is het wel extra interessant. Waar de Inca-beschaving zo'n drie eeuwen bestaan heeft, is de tijdsspanne van de Tiwanako-beschaving liefst 27 eeuwen en volgens velen stond die aan de basis van de hele Zuid-Amerikaanse beschaving. Het centrum was nabij het Titicaca-meer en daar zijn nog enkele tempels en figuratieve beelden te vinden. We hadden gelukkig wederom een zeer enthousiaste gids die ons rondleidde door het museum, waar je zoals altijd de nodige keramiek, textiel en dergelijke handgemaakte producten vindt. Op het uitgestrekte veld zijn archeologen hard bezig de tempels te herstellen en op dit moment is er weliswaar al redelijk wat hersteld, maar er is nog heel veel werk te verrichten. Het bekende dubbele kruis, met zijn drie en zeven punten, is het symbool van de Andesbeschavingen. Op veel punten was men al zeer geavanceerd met behulp van de astronomie. De eeuwige referenties aan Inti (zon) en Paxi (maan) zijn ook fascinerend, omdat ze op diverse manieren de hele levensvisie van de mensen letterlijk verankerde...
De beschaving kwam, zoals wel vaker, door een natuurverschijnsel aan zijn einde. Door een lange periode van grote droogte mislukten de oogsten, was er voedsel- en waterschaarste en brokkelde het gezag door interne strubbelingen langzaam steeds meer af. Eenmaal uit elkaar gevallen, gingen vele groepen hun eigen weg. Uit een van deze groepen ontstond vervolgens weer de Inca-beschaving, die later, net als de Tiwanako, de regio weer - zij het met harde hand - onder een centraal gezag bracht...
Op onze vrije dag besloten we om een tour door het oude centrum te maken, maar dan niet te voet maar met zo'n typische, rode dubbeldekker die je tegenwoordig overal ziet. Wel zo handig met al die hoogteverschillen.... Het is tekenend, dat de tour slechts anderhalf uur duurde. Maar in alle eerlijkheid is er ook niet meer te zien. Al was de busreis een spektakel op zich door de laaghangende elektriciteitskabels, die na elke bocht weer enkele centimeters of zelfs millimeters vervaarlijk boven je hoofd zwiepen. Zonder verkeer doe je de tour in een kwartier, maar door de chaos in de straten tjoekten we stapvoets door de oude centrum. De mirador over de stad was een hoogtepunt. Verder zijn er hier en daar wat fraaie gebouwen, maar ziet het er vooral kwant uit, al die bezigheid en commercie...
De stad herbergt wel enkele interessante musea, waarvan we er één (het etnografische museum) bezocht hebben. Het heeft een ware schat aan eeuwenoude textielvoorwerpen, keramiek, ongelofelijk mooie carnavalsmaskers en wat al niet meer. Voor een paar dagen is La Paz zeker de moeite waard. Je kunt je er haast voor niks verplaatsen per taxi en voor bodemprijzen goed eten. Naast ons hotel zat een Engelse pub, Oliver's. Dat was een uitstekende optie voor bier (en fish and chips), maar zelfs daar waren we niet immuun voor Boliviaanse kwalen: een dag later waren we op weg naar Copacabana (aan het Titicaca-meer) en was ik, in navolging van Elena in Uyuni, geveld door buikgriep en zijn nevenkwalen. Het moest er een keer van komen, maar gelukkig duurde het niet al te lang...
Copacabana is een klein stadje met commercialiteit, die profiteert van het massale toerisme. Afgezien van veel hotels, restaurants en een prachtige, zij het gerestaureerde in Moorse stijl gebouwde kathedraal, is er weinig te doen. We bleven een dag, genoten van de prachtige ligging aan het meer en kwamen, zoals altijd, steeds weer dezelfde mensen tegen van eerdere plekken. Zo gaat het steeds. Aangezien bijna iedereen het fameuze Gringo-trail volgt, zie je steeds weer dezelfde mensen op je weg.
Een dag later hadden we 's morgens de boot gereserveerd naar het Isla del Sol, in het Titicaca-meer gelegen. Maar omdat onze telefoon zich automatisch aan de Peruaanse tijd had aangepast (Copacabana is afgesneden van Bolivia en ligt op een schiereiland dat voor de rest in Peru ligt en enkel te bereiken is met kleine voetgangersbootjes, terwijl de grote bussen op precies passende veerpontjes overgezet worden) en dus waren we een uur te laat. Enfin, als je maar betaalt, neemt een local je graag mee naar de overkomt. Een uur later dan gepland waren we dan ook op Isla de Sol, anderhalf uur varen en een zeer toeristische plek. Wegen zijn er niet en derhalve ook geen auto's. Dus wel taxi's en als we van tevoren geweten hadden hoe zwaar de klim was geweest, hadden we onze backpacks ook niet meegenomen! Aangekomen op de zuidkant is het zo'n 500 meter omhoog klimmen. Dat is meestal al niet zo gemakkelijk met bepakking, maar in combinatie met de hoogte van 4000 meter en het gebrek aan zuurstof, een duivelse opgave. Stuk voor stuk, meter voor meter, klommen we naar boven, terwijl de locals ons onderweg met zakken vol hout, aardappelen en andere voedselwaren, voorbij stoven. Om het eenmaal te doen, was nog tot daar aan toe, maar je hele leven? Een stel Canadezen had voor 10 Bolivianos (1 euro) twee jongens geregeld om hun backpacks naar beneden te dragen, maar dát vonden we toch te ver gaan. Hoe moeilijk het ook was, na anderhalf uur zeulen en veel uitrusten, waren we boven...
De beloning liet niet lang op zich wachten.... We hadden van te voren een hotel geboekt en ondanks dat we de locatie daarvan tijdens het lopen vervloekten, was het het helemaal waard en hadden we simpelweg de beste plek van allemaal. Boven op de berg met uitzicht op beide zijden van het meer en met een fantastisch uitzicht vanuit onze slaapkamer! Na een verse forel, ben je de inspanningen zo weer vergeten. Je kunt op het eiland, dat volgens legende en mythe gezien wordt als de bakermat van de Inca-beschaving, nog wat ruïnes terugvinden. Maar hoe hard we ook zochten en steeds weer de smalle paadjes afliepen:we vonden, afgezien van schone natuur en een subliem uitzicht, niks aan menselijke beschaving. We hadden ook slechts één dag en daarom zijn we niet naar de ruïnes aan de andere kant van het eiland gelopen. Dat zou twee maal drie uur lopen zijn geweest en dat ging ons toch wat te ver. Isla del Sol is prachtig mooi en de locals hebben een manier gevonden om hun inkomen aan te vullen met toerisme. Ondanks dat je soms het idee krijgt, dat het er al decennia hetzelfde aan toe gaat met de grazende schapen en met de muilezel als vervoermiddel, toch zijn ook zij niet gespeend van wat modernere gemakken...
Wederom enkele ervaringen rijker, waren we nu zeer benieuwd naar Peru...
Wednesday, March 17, 2010
Gedenkwaardig Bolivia
De bussen in Bolivia zijn allemaal goedkoop, maar ook allemaal vrij standaard. Vaak krijg je zonder te vragen zelfs een korting op de toch al spotprijzen. Je moet dan wel enig geduld hebben, omdat bussen dikwijls ook later vertrekken om de nog beschikbare plaatsen te vullen en zo een volle bezetting te krijgen. Bij de bushalte kwamen we de twee Duitsers Helen en Thomas en de Belg Jorn weer tegen, die ook naar Potosí zouden gaan. We hadden echter een ander busbedrijf en net als met de reis richting Uyuni vanuit de Chileense grens hadden we weer eens geluk met de chauffeur: binnen no-time scheurden we in onze bus alle andere bussen voorbij (de meeste maatschappijen vertrokken allemaal om 10.00 u. naar Potosí) en knalden zo over de grindwegen. Uyuni is een kleine, niet interessante plaats die bovendien een groot probleem met zwerfafval heeft. Maar eenmaal weer terug in het bekende, onbewoonde niets ben je ook dat weer snel vergeten.
Tijdens de fascinerende busreis kom je langs totaal verlaten gehuchten, die waarschijnlijk in de jaren '60 en '70 door de droogte en bij gebrek aan uitzicht voor de campesinos verlaten zijn. Er ontstond een trek naar de steden Potosí en Sucre, waar velen echter in weinig florissante omstandigheden leven, vaak in abjecte armoede. Het is kenmerkend om te zien hoe deze kleine huisjes en boerderijtjes van modder en steen erbij liggen als laatste herinnering aan het harde boerenleven. Je krijgt zo een idee van hoe het er ooit uit gezien moet hebben. Het landschap verandert langzaam maar blijft tot ver na Potosí droog, dor en nauwelijks vegetatie. Potosí ligt op 4000 meter en Sucre op 2700 meter en dat maakt dan ook een verschil.
We besloten uiteindelijk door te gaan naar Sucre, omdat een reis naar La Paz vanuit Sucre altijd via Potosí gaat en zo konden we de 13 uur in twee stukken delen, hoewel Sucre en Potosí maar zo'n drie uur (per bus) van elkaar verwijderd liggen. De negen uur richting Sucre vielen zwaar. De lange busreizen worden steeds meer iets om behoorlijk tegen op te zien. Tegelijkertijd is het positief, dat er overal gewerkt wordt. Economische activiteit is in elk geval een positief teken van verandering en het is bijna hartverwarmend om te zien dat men onlangs begonnen is met het asfalteren van de weg Potosí-Uyuni, vooralsnog echter nog een verharde grindweg. Overal langs de weg zie je borden en graffiti met EVO PRESIDENTE en borden van de overheid, waarop allerlei werkzaamheden van die overheid aangekondigd staan. Evo. Zeer zeker memorabel, dat Bolivia sinds 2004 voor het eerst in zijn meer dan 180 jarige geschiedenis als onafhankelijk land een indígina als president heeft. In een land met tientallen inheemse culturen, waar de Aymará en Quechua de meerderheid uitmaken en de indígenas 60% van de bevolking omvatten, werd dat wel eens tijd. Decennialang maakte, de zichzelf als Europeanen beschouwende blanke elite van ´baronnen´ uit de regio Santa Cruz, de dienst uit in het armste land van Zuid-Amerika. De macht en weelde werd verdeeld tussen deze rijke kliek. Deze corrupte bende politici kon, aangevuld met vele westerse bedrijven, het land naar hartenlust leegroven. Er was dan ook genoeg om te roven, want Bolivia is enorm rijk aan bodemschatten, zoals olie, gas, lithium, tin, zink en niet te vergeten zilver. Niets van deze rijkdommen bleef in Bolivia. Maar nadat Evo Morales verrassend de verkiezingen won, maakte hij hier een einde aan door bedrijven in deze sector te nationaliseren. Uiteraard leidde dat tot verzet uit Santa Cruz en de racistische commentaren tegenover deze 'indio' waren dan ook niet van de lucht. De Cruceños willen zich zelfs afscheiden van Bolivia, zoals dat ook het geval is in de olierijke regio Zulia in Venezuela en de rijke kustregio Guayaquil in Ecuador. Een deel van de blanke elite in deze landen is dan ook geen fraaie volk. Zij hebben totaal geen interesse in de rest van het land. Het is hier dus ook vaak onrustig en de Amerikaanse regering, vooral de immer bedenkelijke lieden van de CIA, staan graag vooraan om de boel eens goed op te stoken en hier en daar staatsgrepen te steunen. Ja, Zuid-Amerika blijft op alle punten absoluut fascinerend...
Maar goed er worden nu, ondanks de grote problemen die het land kent, goede dingen gedaan en asfalteren lijkt me sowieso niet onbelangrijk...Onderweg stopt de bus vaak en de inwoners laten dan ook geen mogelijkheid onbenut om allerlei koopwaar aan de passagiers te slijten, voor velen een essentiële bron van inkomsten.
Eenmaal in Sucre hebben we ons na enkele dagen van primitief gedoe maar eens getrakteerd op een driesterrenhotel. Ondanks dat het verder een prima hotel was, lukte het ook hier niet om warm water te bemachtigen...Ter (ruime) compensatie kan gezegd worden, dat Sucre een fantastische stad is, mooier nog dan Salta en absoluut met stip op één in de lijst van hoofdsteden van Zuid-Amerika. Een beetje een flauwe vergelijking, want Buenos Aires heeft 12 miljoen inwoners, Santiago 6 en Asuncion en Montevideo 1,5 en Sucre nog geen 250.000. En nee, La Paz is slechts de administratieve en economische 'hoofdstad' van Bolivia...Hoe het ook mogen zijn Sucre is een prachtige koloniale stad, die met recht als Ciudad Blanca (zoals ook Ronda in Spanje en Thorn dat zijn) op de UNESCO-lijst staat. Het is er georganiseerd, schoon en overzichtelijk. Bovendien heeft het een mild klimaat. Wij hadden het geluk, dat we dit alles op een compleet zonnige dag te zien kregen. Je kunt er heerlijk een dag rondlopen over de mooie pleintjes en het zeer populaire Parque Bolívar (het was zondag en heel de stad was er met familie en kids). Helaas is Sucre geen paradijs, want ook hier is er veel armoede. We kwamen een jongen van zes jaar tegen die, ter ondersteuning van het familie-inkomen en zijn acht broertjes en zusjes, in het weekend schoenen poetst. Het is zeer zeker interessant om met zo'n jongen te babbelen, maar het is behoorlijk confronterend. Zeker als je nagaat, dat je niet ver om je heen hoeft te kijken om de gegoede Bolivianen tegen te komen, want een gebrek aan rijkelui is er ook hier absoluut niet...
Graag hadden we nog een dag in Sucre willen blijven, maar dat zou niet zo'n goed idee zijn aangezien onze planning dan behoorlijk in de war zou komen. Dus hebben we de volgende dag de bus naar Potosí genomen, waar we een middag zouden blijven om vervolgens een nachtbus naar La Paz te nemen. In de bus zaten we met een boel campesinos, maar ook een jongeman die een interactieve show afstak om zo handgemaakte juwelen aan de man en/of vrouw te brengen. We raakten aan de praat met een meid van 26. Zij zat in de bus met haar man van 29 en kind van 1 op weg naar een vriendin in Potosí. Ze waren niet van de onderklasse, maar tussen ons leek er veel meer dan twee jaar verschil te zitten. Het doorleefde was van haar gezicht te lezen. Het Quechua-gezin woonde in Sucre en vertelde ons hoe graag ze in Italië zouden willen werken en wonen. In Spanje zijn veel Bolivianen (alle Latino's beter gezegd), maar daar is op dit moment geen werk en ook al is Italië niet veel beter, je komt er nog relatief gemakkelijk binnen. Zij vertelde ons, dat ze in Spanje en Italië een vriendin had. Zij was uiteraard geïnteresseerd in het hoe en wat van het krijgen van een paspoort en hoe dat alles in zijn werk gaat. Ze vertelde ons, dat de beste huismeid 1000 Bolivianos per maand verdiend. Zo'n 95-100 euro.... De salarissen zijn zeer laag en vele Bolivianen (en Peruanen) gaan naar het dichtbijgelegen Chili. Daar kunnen ze het dubbele of soms zelfs meer verdienen, maar zelfs dat is nog altijd maar het minimumloon van Bulgarije of Roemenië, de absolute staart van Europa... Met je gave gebit en perzikhuid ben je dan bijzonder geprivilegieerd. Maar ook als dit niks nieuws of verrassends is, is het toch net iets anders als je een direct gesprek voert met iemand die met minder privileges is opgegroeid. Het is in Bolivia natuurlijk niet alleen een sociaal-economische achterstelling. Het heeft ook een culturele en raciale component. Er zijn bijvoorbeeld Bolivianen van betere komaf, die geen Lama-vlees eten omdat dat iets van de onderklasse zou zijn en bovendien 'slecht' vlees is. Absolute kul van de bovenste plank, want het is het meest smaakvolle vlees dat ik ooit gegeten heb. Maar juist dit soort zaken zit hier heel diep. Ik vond het in elk geval bijzonder interessant om even te babbelen en als talenfreak een paar woordjes Quechua te leren. Knap lastig, maar het makkelijkste is dat Wawa kind betekent.
Potosí. Ook dit is, tegen mijn oorspronkelijke verwachting in, een mooie stad (wederom op de UNESCO-lijst) met zijn omhoog en omlaag lopende straatjes en rode bakstenen huisjes die tegen de heuvels geplakt liggen. Een mijntour hebben wij uiteindelijk niet gedaan (een redelijk ongezonde en claustrofobische bedoeling naar het schijnt), maar wel een rondje stad. De bevolking is een fraaie mix van indígena en hip geklede jongeren. Ik verwachtte een armoedige mijnwerkersstad en hoewel er ook hier genoeg problemen zijn, werkelijk alles is er te krijgen. Als een hele straat enkel bestaat uit winkels en straatstalletjes met gereedschap en bouwmaterialen tot de meest geavanceerde machines en elektronische apparaten aan toe, dan weet je in elk geval dat het ook nodig is. Waar aanbod is, is vraag, nietwaar? Een stad met veel historie. Het was ooit, vanwege het zilver, de belangrijkste stad van (Spaans) Amerika. Prachtige gevels doen je herinneren aan (vergane) glorie, maar er gebeurt genoeg om het een levendige en energieke aanblik te geven. Een enorme bedrijvigheid, maar net als in Sucre (zij het iets minder) ziet het er niet slecht of niet onderhouden uit.
Toeristen zijn er ook overal. Toch was het heel toevallig (??) om bij het oversteken van de straat de twee Vlamingen, die we in Salta (en daarna in de Valle de la Luna in San Pedro) ontmoet hebben, weer tegen te komen. Iedereen volgt toch zo'n beetje hetzelfde traject. Na een babbel liepen we de straat over en kwamen daar vervolgens een Amerikaanse uit San Francisco tegen, die we op een van de tours in San Pedro ontmoet hadden. In Uyuni was echter haar rugzak gestolen, met daarin haar goede Nikon-camera en vijf weken aan foto's. In San Pedro hadden we het er nog over... over back-ups en dergelijke... zo snel kan het gaan. Ze was even afgeleid door iemand, die tegen haar zei dat haar bus vertrok. Een moment later was iemand anders er met haar tas vandoor. Daarna heeft ze zelfs op de tv nog een oproep gedaan om in elk geval - anoniem - de foto's terug te krijgen, maar de kansen zijn natuurlijk nihil... Je hoort dit soort verhalen helaas continu.
We zijn uiteindelijk nog in een uitstekend, voor lokale begrippen duur, restaurant gaan eten. Een veilige optie wat betreft voedselhygiëne. Met zijn tweeën eet je hier werkelijk uitmuntend en zeer betaalbaar... Een taxi naar de busterminal kost vervolgens 50 eurocent per persoon, het begrip taxi is hier duidelijk anders en aangezien er vier plaatsen zijn worden deze gewoon onderweg opgevuld, wat volgens mij zelfs voor een local goedkoop is...
De busterminal van Potosí is hartstikke nieuw en modern, maar de mentaliteit blijft hetzelfde. Om kaartjes te verkopen roepen de verkopers bestemmingen en spreken ze je aan in de hoop, dat je bij hun bedrijf een ticket koopt. Een onvergetelijk gezicht (en gehoor) om zo'n monotoon geroep in een galmend en weerkaatsend marmeren gebouw te horen...alsof het een geschreeuw in het vagevuur of geroep in een melaatsenkamp is. Heel apart. Bolivia is wat dat betreft eindeloos enerverend en boeiend...
Om 20.45 u. hadden we de nachtbus naar La Paz. Op één na waren alle bussen standaard. De rit duurt 10 uur en dat voor de prijs van 30 bolivanos (3 euro). Echter één bedrijf, El Dorado, heeft een cama service met toilet, leren stoelen en fatsoenlijke beenruimte en dat voor maar 8 euro... De keus is dan ook niet moeilijk. Het is weinig verrassend, dat de bus vol zit met toeristen (lees: Europeanen). Verrassenderwijs vertrekt deze bus wel op tijd... Zelfs zo op tijd, dat de bus al begon te rijden terwijl er nog mensen in moesten stappen. Om stipt 20.45 u. wilde de chauffeur aanrijden en het kostte wat moeite om hem te manen even te wachten zodat enkele arme, niet-Spaans sprekende Ieren de bus nog konden halen. Door het gehaast verloren zij overigens, zo bleek later bij het uitstappen, hun paspoort... Bolivia verveelt nooit.
Saturday, March 13, 2010
Hobbelend naar het zout
De laatste dag in San Pedro de Atacama zijn we naar de Valle de la Muerte en de Valle de la Luna geweest. Beide plaatsen doen hun naam eer aan. Valleien met hoge zandduinen en robuuste rotsformaties in een dor en droog maanlandschap, waar bijzonder weinig leven mogelijk is. Niet verrassend in deze harde omstandigheden.
De morgen erna zaten we al vroeg in de bus richting Hito Cajones, de grens met Bolivia. De grens bevindt zich midden in de woestijn en bestaat uit enkel een betonnen huisje. De grensformaliteiten waren zeer relaxed en in no-time waren we in een 4x4 Toyota Land Cruiser op weg richting Uyuni. Samen met ons reisden een Vlaming, een Fransman van eind twintig en twee Duitse vijftigers op een sabbatical. Het landschap veranderde langzaam. Maar het blijft een dor en droge woestijn, die deels omvat wordt door een nationaal park. Van zand en grand kom je in meer steenrijke omgevingen, alsmede langs inactieve vulkanen, zoutmeertjes en lagunes. Een prachtige reis, helaas met aan het stuur een wat humeurige chauffeur die in deze Toyota met kapotte voorruit en profielloze banden met sneltreinvaart over de zanderige autosporen – wegen zijn het niet te noemen – raast. Het hoogste punt bereikten we bij een aantal als cement uitziende geisers, waar we – zo bleek later – ons op 4900 meter bevonden. We zouden vervolgens nabij de Laguna Colorada overnachten, op 4300 meter. Gelukkig viel de hoogte reuze mee en konden we volop genieten van het uitzicht, zoals flamingo’s, lama’s en vicunas, al waren we na twee uur lopen tegen een harde wind behoorlijk uitgeput. Onze overnachting was bijzonder eenvoudig, met beperkte elektriciteit, geen douches en sobere kamers waar we met zijn zessen bij elkaar lagen, waarbij vijf dikke dekens ons tegen de kou beschermden. In Europa mag het dan koud zijn, maar met een ziedende wind en een hoogte van meer dan vier kilometer was het, ondanks dat we er op voorbereid waren, zeer koud.
De tweede dag verlieten we het park. Al merkte je er qua landschap weinig van, want er was niks dat ons aan de bewoonde wereld deed denken en op zo’n hoogte is de vegetatie summier, waardoor het gele en dan weer rood-oranje woestijnlandschap eindeloos leek. Het was daarnaast ook een lange dag, omdat we ‘s morgens al begonnen met een lekke achterband. Onze gids Edgar vond het allemaal geen probleem en pompte die op, maar nog geen half uur onderweg was het weer raak en stonden we midden in een klein ravijn, voor de neus van een vizcacha – woestijnkonijn – met een lekke band. Met hulp van een van de vele andere jeeps van tour operators werd de band verwisseld, maar die had al net zo weinig profiel zodat we het opnieuw niet vertrouwden. Daarna ging het nog vier maal mis, want ook de reserveband was dus gewoon op. We waren met zijn allen niet bepaald te spreken over deze gang van zaken, zeker omdat de chauffeur zelf ook onverantwoord reed en niet oplette voor een steen meer of minder. Ik heb hem meerdere malen van alles geadviseerd en gezegd dat het echt onacceptabel is, maar na een tijdje was hij zichtbaar klaar met ons. Aan de ene kant begrijpelijk: je betaalt toch een aardig bedrag voor zo’n tour en de vraag is waar het geld heen gaat. Niet naar het onderhoud van de jeep, want daarop wordt bezuinigd en de chauffeur, die zelf niks te vertellen heeft, moet de banden oprijden tot het rubber weg is. De reissom gaat ook niet naar de chauffeurs, die slechts een karig loon krijgen en hun mond niet open kunnen trekken omdat ze anders gewoon op straat gezet worden, geen prettig vooruitzicht in Bolivia. Het geld gaat ook niet naar het milieu, want er rijden heel veel jeeps door de parken en je vindt er helaas hopen afval en sommige dieren zijn zo vaak gevoerd dat ze tam zijn, zoals een vos die vreemd genoeg juist naar onze auto kwam. Het merendeel zal wel verdwijnen in de zakken van de baas, die verder totaal geen interesse heeft in veiligheid, de tevredenheid van toeristen, zijn medewerkers of het milieu.
Het laat een bittere smaak na in je mond, want zo kan het gewoon niet en het is enkel wachten op ongelukken. Treurig.
Enfin, maar ook deze dag geraakten we op onze bestemming, wat een klein dorpje in the middle of nowhere zou blijken te zijn. Daar in Villa San Martin, met een paar honderd inwoners, leeft haast iedereen van de landbouw. De huisjes zijn vaak van modder en voor de meerderheid van de mensen houdt de wereld op bij de bergen die het gehucht als het ware omsingelen. Desalniettemin zag ik ook hier een jongen lopen met een mobiele telefoon. Ook stond er een computer in een van de huisjes. Belangrijk echter was dat er activiteit te over was. Voetballende jongens in een nieuwe sporthal, aanleg van bestrating en de laatste delen van de bouw van een gezondheidskliniek, gefinancierd door Mano a Mano. Toevallig deze organisatie hadden we aangeschreven om wellicht twee maanden vrijwilligerswerk bij te doen, maar uiteindelijk roept de plicht in Europa toch, zodat dit voor nu even van de baan is. Zelfs in de verste uithoeken van Bolivia is er toch altijd verandering – vooruitgang? -. Een rustig plaatsje waar we bij een familie overnacht hebben, om de volgende morgen om 4.00 u. het nest uit te kruipen...
Het vroeg uit de veren gaan had een goede reden: de zonsopgang op de zoutvlakte van Uyuni. Miljoenen jaren geleden was de zoutvlakte een zee en dat lijkt het nu nog steeds. Als je op de top van een eilandje in de zoutvlakte staat, lijkt het of je naar een bevroren meer staart. Ongelofelijk als je bedenkt, dat deze enorme vlakte maar liefst 12.000 km2 omvat en op het breedste punt 130 kilometer is. Een enorm zoutmeer en de zonsopgang is er wonderschoon. Daarnaast zijn de plekken waar een laagje water op ligt al indrukwekkend vanwege de reflectie. Imposant en haast magisch. Zo simpel en feitelijk eentonig maar toch zo fascinerend...
Eenmaal weer op weg zijn we nog naar een zouthotel en museumpje gegaan, waar de meubels, bedden en sculpturen van zout zijn, maar tussen de toeristen ook nog mensen aan het (harde) werk zijn om het zout uit te snijden...Als laatste stop gingen we nog langs een vreemd kerkhof: dat van treinen. Buiten het stadje Uyuni liggen tientallen treinen en wagons weg te roesten, gedoemd tot vergetelheid. Het past wel bij de verlatenheid van deze driedaagse reis. In dit deel van het land lijkt niets te leven...
In Uyuni is verder niks en nu we even op 3900 meter zijn, stijgen we morgen weer naar 4000 meter, voor het UNESCO-stadje Potosi... Misschien wel de bekendste van de Spaanse koloniale steden. De bron van de extractie van zilver in verloren tijden en een plaats waar de mijnwerkers ook nu, 500 jaar later, de leeftijd van 35 jaar niet halen...