De laatste dag in San Pedro de Atacama zijn we naar de Valle de la Muerte en de Valle de la Luna geweest. Beide plaatsen doen hun naam eer aan. Valleien met hoge zandduinen en robuuste rotsformaties in een dor en droog maanlandschap, waar bijzonder weinig leven mogelijk is. Niet verrassend in deze harde omstandigheden.
De morgen erna zaten we al vroeg in de bus richting Hito Cajones, de grens met Bolivia. De grens bevindt zich midden in de woestijn en bestaat uit enkel een betonnen huisje. De grensformaliteiten waren zeer relaxed en in no-time waren we in een 4x4 Toyota Land Cruiser op weg richting Uyuni. Samen met ons reisden een Vlaming, een Fransman van eind twintig en twee Duitse vijftigers op een sabbatical. Het landschap veranderde langzaam. Maar het blijft een dor en droge woestijn, die deels omvat wordt door een nationaal park. Van zand en grand kom je in meer steenrijke omgevingen, alsmede langs inactieve vulkanen, zoutmeertjes en lagunes. Een prachtige reis, helaas met aan het stuur een wat humeurige chauffeur die in deze Toyota met kapotte voorruit en profielloze banden met sneltreinvaart over de zanderige autosporen – wegen zijn het niet te noemen – raast. Het hoogste punt bereikten we bij een aantal als cement uitziende geisers, waar we – zo bleek later – ons op 4900 meter bevonden. We zouden vervolgens nabij de Laguna Colorada overnachten, op 4300 meter. Gelukkig viel de hoogte reuze mee en konden we volop genieten van het uitzicht, zoals flamingo’s, lama’s en vicunas, al waren we na twee uur lopen tegen een harde wind behoorlijk uitgeput. Onze overnachting was bijzonder eenvoudig, met beperkte elektriciteit, geen douches en sobere kamers waar we met zijn zessen bij elkaar lagen, waarbij vijf dikke dekens ons tegen de kou beschermden. In Europa mag het dan koud zijn, maar met een ziedende wind en een hoogte van meer dan vier kilometer was het, ondanks dat we er op voorbereid waren, zeer koud.
De tweede dag verlieten we het park. Al merkte je er qua landschap weinig van, want er was niks dat ons aan de bewoonde wereld deed denken en op zo’n hoogte is de vegetatie summier, waardoor het gele en dan weer rood-oranje woestijnlandschap eindeloos leek. Het was daarnaast ook een lange dag, omdat we ‘s morgens al begonnen met een lekke achterband. Onze gids Edgar vond het allemaal geen probleem en pompte die op, maar nog geen half uur onderweg was het weer raak en stonden we midden in een klein ravijn, voor de neus van een vizcacha – woestijnkonijn – met een lekke band. Met hulp van een van de vele andere jeeps van tour operators werd de band verwisseld, maar die had al net zo weinig profiel zodat we het opnieuw niet vertrouwden. Daarna ging het nog vier maal mis, want ook de reserveband was dus gewoon op. We waren met zijn allen niet bepaald te spreken over deze gang van zaken, zeker omdat de chauffeur zelf ook onverantwoord reed en niet oplette voor een steen meer of minder. Ik heb hem meerdere malen van alles geadviseerd en gezegd dat het echt onacceptabel is, maar na een tijdje was hij zichtbaar klaar met ons. Aan de ene kant begrijpelijk: je betaalt toch een aardig bedrag voor zo’n tour en de vraag is waar het geld heen gaat. Niet naar het onderhoud van de jeep, want daarop wordt bezuinigd en de chauffeur, die zelf niks te vertellen heeft, moet de banden oprijden tot het rubber weg is. De reissom gaat ook niet naar de chauffeurs, die slechts een karig loon krijgen en hun mond niet open kunnen trekken omdat ze anders gewoon op straat gezet worden, geen prettig vooruitzicht in Bolivia. Het geld gaat ook niet naar het milieu, want er rijden heel veel jeeps door de parken en je vindt er helaas hopen afval en sommige dieren zijn zo vaak gevoerd dat ze tam zijn, zoals een vos die vreemd genoeg juist naar onze auto kwam. Het merendeel zal wel verdwijnen in de zakken van de baas, die verder totaal geen interesse heeft in veiligheid, de tevredenheid van toeristen, zijn medewerkers of het milieu.
Het laat een bittere smaak na in je mond, want zo kan het gewoon niet en het is enkel wachten op ongelukken. Treurig.
Enfin, maar ook deze dag geraakten we op onze bestemming, wat een klein dorpje in the middle of nowhere zou blijken te zijn. Daar in Villa San Martin, met een paar honderd inwoners, leeft haast iedereen van de landbouw. De huisjes zijn vaak van modder en voor de meerderheid van de mensen houdt de wereld op bij de bergen die het gehucht als het ware omsingelen. Desalniettemin zag ik ook hier een jongen lopen met een mobiele telefoon. Ook stond er een computer in een van de huisjes. Belangrijk echter was dat er activiteit te over was. Voetballende jongens in een nieuwe sporthal, aanleg van bestrating en de laatste delen van de bouw van een gezondheidskliniek, gefinancierd door Mano a Mano. Toevallig deze organisatie hadden we aangeschreven om wellicht twee maanden vrijwilligerswerk bij te doen, maar uiteindelijk roept de plicht in Europa toch, zodat dit voor nu even van de baan is. Zelfs in de verste uithoeken van Bolivia is er toch altijd verandering – vooruitgang? -. Een rustig plaatsje waar we bij een familie overnacht hebben, om de volgende morgen om 4.00 u. het nest uit te kruipen...
Het vroeg uit de veren gaan had een goede reden: de zonsopgang op de zoutvlakte van Uyuni. Miljoenen jaren geleden was de zoutvlakte een zee en dat lijkt het nu nog steeds. Als je op de top van een eilandje in de zoutvlakte staat, lijkt het of je naar een bevroren meer staart. Ongelofelijk als je bedenkt, dat deze enorme vlakte maar liefst 12.000 km2 omvat en op het breedste punt 130 kilometer is. Een enorm zoutmeer en de zonsopgang is er wonderschoon. Daarnaast zijn de plekken waar een laagje water op ligt al indrukwekkend vanwege de reflectie. Imposant en haast magisch. Zo simpel en feitelijk eentonig maar toch zo fascinerend...
Eenmaal weer op weg zijn we nog naar een zouthotel en museumpje gegaan, waar de meubels, bedden en sculpturen van zout zijn, maar tussen de toeristen ook nog mensen aan het (harde) werk zijn om het zout uit te snijden...Als laatste stop gingen we nog langs een vreemd kerkhof: dat van treinen. Buiten het stadje Uyuni liggen tientallen treinen en wagons weg te roesten, gedoemd tot vergetelheid. Het past wel bij de verlatenheid van deze driedaagse reis. In dit deel van het land lijkt niets te leven...
In Uyuni is verder niks en nu we even op 3900 meter zijn, stijgen we morgen weer naar 4000 meter, voor het UNESCO-stadje Potosi... Misschien wel de bekendste van de Spaanse koloniale steden. De bron van de extractie van zilver in verloren tijden en een plaats waar de mijnwerkers ook nu, 500 jaar later, de leeftijd van 35 jaar niet halen...
1 comment:
Zal een triest aanblik zijn: verlaten, droog en dor landschap. Dan nog de vergane glorie van de treinen. Dat allemaal in contrast met het aanblik van de opkomende zon boven de zoutvlakte.
Post a Comment